donderdag 15 mei 2008

Toespraak: Aanbieding leeropdracht RUN

Mijnheer de rector magnificus, mijnheer de voorzitter van het college van bestuur, dames en heren,

Laat mij allereerst de heren Dirix, Bargh, Friend en Cohen van harte feliciteren met hun zeergeleerde èn honoraire status.

U zult het vast niet erg vinden als ik zeg dat ik vooral verheugd ben met de eer die mijn Amsterdamse collega Job Cohen ten deel is gevallen. Een voorbeeld voor velen, ook voor zijn collega’s, ook voor mij.

En natuurlijk feliciteer ik de Radboud Universiteit Nijmegen met haar 85-jarig bestaan.

Ik doe dat als trotse burgemeester en alumnus.

Een burgemeester die nu namens de gemeente een cadeau mag aanbieden.

Want dat is natuurlijk wel op zijn plaats.

Ik denk niet dat er één andere Nijmeegse organisatie is die zo nadrukkelijk een stempel op de contemporaine geschiedenis van de oudste stad van Nederland gedrukt heeft als de Radboud Universiteit Nijmegen.

Zonder Radboud Universiteit zou Nijmegen in de jaren vijftig niet zo Rooms, in de jaren zeventig niet zo revolutionair en anno 2008 niet zo bruisend en innovatief zijn geweest.

En dan te bedenken dat de gemeenteraad van Nijmegen op 7 januari 1923 met een meerderheid van slechts één stem met de vestiging van een Rooms Katholieke Universiteit instemde.

Laudate Dominum, zou ik in de goede katholieke traditie willen zeggen, al is de K de K dan niet meer.

Als het net wat anders was gelopen, dan had u nu in de Sint Jan naar burgemeester Rombouts zitten luisteren en bij de koffie een Bossche bol gegeten….



Dames en heren,

Nijmegen koestert haar universiteit, omdat deze de stad kennis heeft gebracht, wijsheid en intellectueel vermogen en daarmee voorspoed, verdieping en cultuur.

De universiteit heeft zich ook aan de stad verbonden.

Niet voor niks verwijst de kroon in het wapen van de universiteit naar Karel de Grote, die in onze stad zijn burcht bouwde en de eerste scholen stichtte.

Nijmegen heeft de vitale universiteit nodig. En de universiteit gedijt in een historische stad, die de kennis in zich draagt van de Romeinen, van de keizers, van de Gebroeders van Limburg, van Petrus Canisius en van Titus Brandsma, van de Vrede van Nijmegen uit 1678-1679, en van de bevrijding en wederopbouw van de vorige eeuw.

Het geschenk dat ik de universiteit namens de stad mag aanbieden, sluit hierop aan.

En ik wil er graag op wijzen dat het geschenk en passant bewijst dat wij als gemeente een lerende organisatie zijn.

Want toen tien jaar geleden de historici Bosmans en Brabers van de Radboud Universiteit bij de het college van B en W aanklopten met een plan om een grootse stadgeschiedenis te gaan schrijven, werden ze warm ontvangen, maar kwamen ze financieel van een koude kermis thuis.

Toen ze kort daarop mochten verschijnen in de gemeenteraad was de reactie van sommige raadsleden zelfs ronduit afwijzend.

Brabers en Bosmans argumenteerden in de Raad dat een fraaie stadsgeschiedenis een instrument zonder weerga zou zijn om de uitstraling van Nijmegen te vergroten.

Zij waren met stomheid geslagen toen daar door een lid van de raadscommissie Cultuur op gereageerd werd met de opmerking dat als het daar om te doen was, Nijmegen veel beter een vliegveld kon aanleggen.

Dat boek is er gekomen. Drie dikke delen zelfs. Het vliegveld overigens niet.

Maar er is in die twee millennia nog veel meer gebeurd dat verdient om onderzocht en onderwezen te worden.

Daarom bied ik met mijn gelukwensen voor het 85-jarig bestaan van de Radboud Universiteit graag een bijzondere leeropdracht aan die zich op het rijke Nijmeegse verleden richt. De leeropdracht luidt ‘Geschiedenis van Nijmegen, met nadruk op publieksgerichte aspecten' en zal worden gevestigd in de faculteit der Letteren. De naam van de bijzonder hoogleraar hopen wij, samen met u, snel bekend te maken.

Ik hoop dat de leeropdracht zal resulteren in mooie verhalen.

Verhalen die het historisch bewustzijn over Nijmegen zullen stimuleren.

Verhalen waar we allemaal van kunnen genieten en die ons meer vertellen over onze eigen identiteit en hoe die gevormd is door de eeuwen heen èn door invloeden en mensen van hier, en van overal vandaan.

Verhalen die we nodig hebben voor de toekomst van de oudste stad en als de bedding van een fantastische nog jonge universiteit.