dinsdag 22 februari 2011

Toespraak: Herdenking bombardement

Excellenties, mijnheer de Commissaris van de Koningin, collega's van nabije gemeenten, dames en heren, jongens en meisjes,
Opnieuw is het hier volgelopen. Jong en oud, Nijmegenaren en van ver daarbuiten. Elke dag blijkt weer dat wij herdenken belangrijk vinden, dat wij willen gedenken wat hier gebeurd is, wie daar bij waren en wie de slachtoffers waren. Het bombardement op Nijmegen, 22 februari 1944, is in ons collectieve geheugen vastgezet en dat blijft zo, zelfs als er niemand meer over zou zijn die het zelf heeft meegemaakt.

Het doet mij goed dat u hier bent. Ik mag dat in het bijzonder zeggen tegen degenen die het bombardement zelf hebben meegemaakt en tegen hen die toen, 67 jaar geleden, geliefden verloren. Wij gedenken die geliefden met u.

Ich bin Ihnen, Herr Botschafter Dr. Behr, sehr erkenntlich das Sie heute bei uns sind um zusammen mit die Nimwegenaren alle Opfer von 22 Februar 1944 zu gedenken. Die Opfer waren nicht nur holländische Einwohner von Nimwegen und andere Gemeinden, aber auch junge Deutsche.

I would like to express my appreciation to the deputy Chief of Mission of the US Embassy, mr Edwin Nolan, for accepting our invitation to adress this ceremony today on behalf of the American people.

Dames en heren, hoe vaak je de foto's ook ziet, de foto's van de ravage na het bombardement, het went nooit, het blijft verbazen, schokken. De ramp, de ravage en de chaos en de totale leegte daarna, er was letterlijk een halve stad weggeblazen. Leegte waar ooit kerken stonden, woonhuizen, winkels, horecagelegenheden. Leegte waar mensen waren geweest, leegte in de harten en hoofden van nabestaanden en van mensen die het bombardement zelf maar net overleefden.

Ik moet zelf aan deze leegte denken als ik dezer dagen langs Plein 44 loop, de vertrouwde contouren zijn recentelijk weggeslagen en opeens is die leegte van toen voelbaar, van de dag dat het Plein zomaar uit het niets ontstond als een zichtbaar gat in het fysieke en emotionele hart van Nijmegen.

Bijna 800 mensen zijn bij het nooit bedoelde, ongeplande, en toch gebeurde bombardement omgekomen. We weten nu dat het woord "vergissing" de lading van de dodelijke vlucht van 22 februari 1944 niet helemaal dekt. Misverstanden, miscommunicatie, gebrek aan heldere instructies, onzekerheid, het speelde allemaal mee. Hoe moeilijk was het in de eerste decennia na de oorlog om te accepteren dat onze bevrijders ook fouten hadden gemaakt, dat geallieerden niet alleen maar goed en onfeilbaar waren geweest. Waar zwart en wit zo scherp waren gescheiden, licht en donker harde contrasten waren, daar paste geen nuances, geen realistische kijk op wat er echt gebeurd was, door echte mensen van vlees en bloed.

Het leed is door een betere blik op het verleden natuurlijk niet minder geworden, maar dat we ons scherper bewust zijn van het verleden en dat beter kunnen plaatsen, geeft ons misschien wel meer mogelijkheden om nu en in de toekomst met dat schrille verleden om te gaan. We kunnen hopelijk steeds beter de leegte die op die fatale dag onze stad in werd gebombardeerd een plek geven in ons huidige volle leven.

Die leegte van 22 februari is op Plein 44 nog altijd voelbaar, maar evenzeer hier, waar wij nu herdenken. Dit is de meest schrijnende plek. Er staat nog een kastanjeboom, maar geen kleuterschool meer. De zusters van Jezus Maria Josef zijn er niet meer, de spelende en lachende kinderen zijn er niet meer, de vrolijke beweging is bevroren. De schommel staat voor altijd stil. Leegte en stilte. we herdenken in stilte, maar het is ook de scherpste herinnering, de eerste ervaring van overlevenden: het ogenblik nadat de bommen waren gevallen, heel eventjes was het dood- en doodstil. Daarna begonnen mensen te schreeuwen, te huilen, te helpen.
Hoe stil moet het hier op de speelplaats van de Montessori-kleuterschool zijn geweest in dat ene ogenblik?

Ik zeg dat ook tegen de jongens en meisjes van de basisschool Montessori en van het Montessori College Nijmegen. Jullie hebben schommels gemaakt bij het thema Stilte, die straks in de vitrine in het stadhuis een plek krijgen bij de namen van de slachtoffers. Mooi dat jullie dat hebben gedaan en dat jullie zo stilstaan bij de kinderen van 67 jaar geleden. Zij kregen nooit de kans om op te groeien, zelf kinderen te krijgen of kleinkinderen aan wie zij verhalen van vroeger konden vertellen. Anders hadden die kinderen van toen misschien nu de oma of opa van je vriendje of buurmeisje kunnen zijn.

Dames en heren,
Een dichter heeft ooit geschreven: Het leven, dat is een herinnering die je met anderen kunt delen. De herinneringen aan het bombardement van 1944 worden nog steeds gedeeld. We houden ze levend en zo houden wij ook een beetje de slachtoffers van toen in leven. Wij kennen hun namen en spreken ze af en toe nog uit. Zoals een joods gezegde luidt: dan leven ze nog, mensen sterven pas echt als ze helemaal niet meer worden genoemd.

Ik dank de Stichting In Paradisum voor alle inspanningen om de herinnering levend te houden. En laten we in die herinnering ook de mensen herdenken die vandaag de dag nog slachtoffer worden van bombardementen, bv. door hun eigen leiders bevolen, zoals dezer dagen in Libië.

Het herdenken, het herinneren, hoeft niet altijd groots te zijn, het kan in kleine dingen zitten. Zoals in dat versje uit een poesiealbum van een klein meisje aan haar vriendinnetje Annie. Het kleine meisje zelf kwam om bij het bombardement van 67 jaar geleden. Ze had geschreven:

"Honderd bommen en granaten
En een leger van soldaten
Verslind ik liever geheel en al
Eer ik jou vergeten zal."