vrijdag 13 april 2007

Toespraak: Themamiddag Armoede en Caritas

Dames en heren,

Ik wil u hartelijk danken voor de gelegenheid om op deze bijeenkomst over “Armoede en caritas” het woord te voeren. De Dekenale Caritas Instelling, de organisator van deze middag, viert dit jaar haar 40-jarig bestaan. We moeten ons afvragen of een dergelijk jubileum een feestelijke, of juist een zorgelijke aangelegenheid is. De afgelopen decennia is de behoefte aan caritas voor de zwakkeren in onze samenleving kennelijk niet minder geworden, zelfs integendeel.

Armoede is van alle tijd, en we moeten ook niet de illusie hebben dat we armoede volledig kunnen uitbannen: niet uit de wereld, en zelfs niet uit ons eigen welvaartslandje. Verschillen in rijkdom zullen er namelijk altijd zijn, en dan is er ook altijd iemand relatief de armste.

In vroeger tijden maakten armoede en armoedebestrijding een vast onderdeel uit van de samenleving. Liefdadigheid was heel gebruikelijk, bijvoorbeeld om weduwen en wezen te ondersteunen. In Nijmegen is op dat gebied de naam Stijn Buijs een begrip, de weduwe die vrijwel haar gehele nalatenschap bestemde voor de oprichting van een weeshuis in Nijmegen. Armenzorg was in de Middeleeuwen een vorm van barmhartigheid, waarmee mensen ook een bijdrage leverden aan hun eigen zieleheil. Er zijn zelfs perioden geweest waarin armoede een soort ideaal was en werd verheerlijkt. Die romantische invalshoek was echter geen lang leven beschoren.


In sommige samenlevingen of religies nemen armoede en armoedebestrijding een bijzondere plaats in. Binnen de islam is het bijvoorbeeld zeer gebruikelijk, en zelfs een morele verplichting, om een bepaald deel van je inkomen aan de armen te schenken. En ook in Nederland zijn het toch weer veelal de instellingen met een kerkelijke achtergrond die hun verantwoordelijkheid nemen in dit onderwerp. Deze bijeenkomst hier vandaag is daarvan een duidelijk voorbeeld.

Nu is armoede in onze welvaartstaat uiteraard een relatief begrip. Elders in de wereld sterven mensen bij bosjes omdat ze geen toegang hebben tot de meest basale levensbehoeften als drinkwater, voedsel en medische verzorging. Een dergelijke armoede kennen we in Nederland gelukkig niet. Niemand hoeft hier te sterven van de dorst, honger of kou. Ook mensen die op de armoedegrens leven, hebben meestal een dak boven hun hoofd, een televisie, een wasmachine en zelfs een mobiele telefoon.

Maar toch kunnen ze maar net - en soms net niet - de eindjes aan elkaar kunnen knopen. Ze lijden misschien geen echte honger, maar eten bepaald ook niet elke dag een gehaktbal, laat staan een biefstuk.

Maar armoede in Nederland wordt gemeten naar andere standaarden. De complexiteit van onze samenleving maakt ook de armoedeproblemen veel ingewikkelder. Onze maatschappij zit vol met zichtbare, maar veelal ook onzichtbare valkuilen, en wie even niet goed oplet, kan vreselijk in de problemen komen. Hoe aanlokkelijk zijn de postorderbedrijven waar je op de pof van alles en nog wat kunt bestellen. Betalen hoeft nu niet, dat kan in 2008! Alles kan op afbetaling: auto’s, witgoed, mobiele telefoons, noemt u maar op. Maar zonder dat u het in de gaten heeft, loopt de teller door en voor u het weet, zit u in de schulden. Maar niet getreurd: er is altijd nog Leen van Frisia, waar u tegen hoge rentes kunt lenen. Niet iedereen is bestand tegen deze verlokkingen van de commercie.
Hier gaat het niet alleen om bijstandsmoeders, werklozen of de mensen in achterstandswijken (“prachtwijken” noemt ons nieuwe kabinet dat optimistisch). Het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting, het NIBUD, en de Gemeentelijke Kredietbanken zien ook steeds meer jongeren en tweeverdieners die in de schulden komen. Het ouderwetse sparen is kennelijk “uit” en mensen trekken een te grote broek aan in hun wensen voor een tweede auto en andere luxe-aanschaffen. De druk van de maatschappij om met veel uiterlijk vertoon je positie in de samenleving af te dwingen, komt deze mensen duur te staan. De “verwen-jezelf”-cultuur kent ook hier zijn slachtoffers.

Er zijn dus binnen het containerbegrip “armoede” drie vormen te onderscheiden: als eerste de echte leven-en-dood-Derde-Wereldarmoede, ten tweede de moeilijke omstandigheden van bijvoorbeeld bijstandsmoeders en ouderen, en tot slot de armoede die mijns inziens te vermijden is: de koop-maar-raak-armoede.

Maar wie heeft er nu schuld aan deze armoede, en wie is er verantwoordelijk voor het oplossen van de problemen? of erger nog: kunnen we de problemen wel oplossen?

Een makkelijk of eenduidig antwoord op deze vragen is er niet. Natuurlijk zijn mensen zelf in eerste instantie verantwoordelijk voor hun eigen situatie. Mensen bepalen zelf hun bestemming door hun keuzes voor opleiding, werk, hun partner, het moment waarop ze kinderen nemen, de vrienden die ze hebben, de aankopen die ze zelf doen.
Maar de overheid is ook een belangrijke speler op het veld. Wij dragen zorg voor de mensen die het niet helemaal op eigen kracht kunnen: het sociale vangnet. Wij zorgen voor uitkeringen, opleidingen en andere faciliteiten om mensen - hopelijk slechts tijdelijk - een steuntje in de rug te geven. De overheid neemt niet de verantwoordelijkheid over van individuen, maar helpt ze op weg.
Daarnaast is er de verantwoordelijkheid van de samenleving als geheel. Het is van alle tijden dat maatschappelijke en religieuze instellingen zich verantwoordelijk voelen voor de minderbedeelden in de samenleving.

Een zeer dubieuze rol spelen de bedrijven die mensen in de financiële problemen brengen door hun suggestieve, haast misleidende reclame. Juist de meest kwetsbare mensen vallen ten prooi aan die postorderbedrijven en de lage-drempel-kredietverstrekkers. Als u mij de term vergeeft: ik vind het werkelijk godgeklaagd dat we in onze samenleving ruimte scheppen om ongehinderd mensen in de problemen kunnen brengen.

Maar al te vaak wordt het vinden van een baan als de enige en zaligmakende oplossing gezien voor het armoedeprobleem: als iedereen maar werk heeft, verdwijnt de armoede vanzelf. Dat is veel te eenvoudig gedacht, want armoede is vaak veel meer dan gebrek aan vast inkomen. In een recent artikel in het blad Binnenlands Bestuur staat het als volgt: “Armoede is een complex van achterstanden die elkaar onderling versterken en een kloof slaan met de rest van de samenleving. Het gaat om achterstanden in gezondheid, werken, wonen, opleiding, sociale vaardigheden, politieke deelname en vrijetijdsbesteding.” Einde citaat.

Ook in Nijmegen leven duizenden gezinnen op of onder de armoedegrens. Daarmee staat Nijmegen landelijk op de vierde plaats van gemeenten als het gaat om het percentage huishoudens met een laag inkomen. Alleen in Groningen, Heerlen en Enschede is dit percentage hoger. Een tweedeling dus.
Maar onze gemeente is wel één van de gemeenten die het meeste doen aan ondersteuning van de eigen inwoners. Zo geven we inkomensondersteuning aan mensen met een laag inkomen via de bijzondere bijstand. Dat doen alle gemeenten, maar Nijmegen is op dit terrein tamelijk ruimhartig. Zo verstrekken we de bijzondere bijstand meestal als gift, en niet als lening. Ook interpreteren we de vage begrippen in de regeling vaak in het voordeel van de cliënten. We helpen zo met noodzakelijke reiskosten, een eigen bijdragen voor kinderopvang of thuis- en rechtshulp, verhuis- en inrichtingskosten bij een noodzakelijke en niet-voorzienbare verhuizing, wit- en bruingoed, meubilair, een computer als de kinderen naar de middelbare school gaan etc.

Daarnaast is het mogelijk dat we in sommige gevallen kwijtschelding geven van gemeentelijke belastingen en heffingen.
Ook heeft onze gemeente een collectieve ziektekostenverzekering voor Nijmeegse huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum. Deelnemers krijgen korting op de premie van de basis- en aanvullende verzekering en hebben een uitgebreider aanvullend pakket dan in de standaardverzekering.

Maar we doen nog meer. Er zijn fondsen voor gezinnen met kinderen die een laag inkomen hebben: het schoolfonds, cultuurfonds en jeugdsportfonds. Het schoolfonds is voor kinderen in het voortgezet onderwijs, en de cultuur- en jeugdsportfondsen zijn voor kinderen in het basisonderwijs. De fondsen proberen met zo min mogelijk regels de lage inkomens te ondersteunen.
Om de mensen met een laag inkomen ook de kans te geven om maatschappelijk actief te zijn, is er de geld-terugregeling. Ieder persoon uit een gezin met een laag inkomen kan € 50 per jaar krijgen voor zaken als contributie van een vereniging, bezoek aan bioscoop, theater, speeltuin, zwembad of cursusgeld. Hiermee proberen we te voorkomen dat de achterstand nog verder oploopt.
Voor langdurige minima, jonger dan 65 jaar, met niet of nauwelijks kansen op inkomensverbetering door werkaanvaarding, is er de jaarlijkse langdurigheidstoeslag.

Nijmegen geeft door al deze voorzieningen jaarlijks 2,4 miljoen euro meer uit aan armoedebestrijding dan dat we van het Rijk krijgen.

Om ervoor te zorgen dat alle minima weten dat deze voorzieningen bestaan, is er net een uitgebreide campagne geweest om mensen bewust te maken van de faciliteiten. Als de campagne positief effect heeft, wordt hij voortgezet. Ook zijn er plannen voor sociale huisbezoeken en een formulierenbrigade om de nu nog vaak onzichtbare armoedeproblemen achter de voordeur aan te pakken.
Daarnaast verzorgt Nijmegen ook schuldhulpverlening. 1500 à 2000 huishoudens melden zich daarvoor jaarlijks aan. Voor mensen die met niet-saneerbare schulden kampen, starten we in 2007 met stabilisatietrajecten, om voor elkaar te krijgen dat de schuldsituatie van deze huishoudens in elk geval niet erger wordt.
Met andere woorden, de lokale overheid in onze stad doet zijn best om de sociaal zwaksten te ondersteunen. Onlangs nog constateerde het NIBUD dat in Nijmegen voor de groep bijstandsgerechtigden en inkomens net boven bijstandsniveau géén armoedeval bestaat. Dankzij al deze maatregelen.

Maar armoedebestrijding is meer dan het voorzien in de noden van de zwaksten. Armoedebestrijding moet natuurlijk vooral preventief zijn. Zoals je ook bij ontwikkelingshulp beter de mensen kunt leren hoe ze zelf een put moeten slaan, dan om steeds maar water aan te voeren. Zelfredzaamheid is hier het kernwoord, want voorkomen is altijd beter dan genezen. Ik steun dan ook van harte de voorlichtingscampagne van staatssecretaris Aboutaleb. Daarin probeert hij de mensen bewust te maken van hun uitgavenpatroon en ze weerbaarder te maken tegen misleidende reclames. De Autoriteit Financiële Markten kondigde in februari al aan kredietverstrekkers die zich schuldig maken aan misleidende reclame, hard aan te pakken. Op een overtreding volgt een waarschuwing. Als de instelling de reclame niet aanpast, kan een boete volgen en uiteindelijk kan de kredietverstrekker aan de schandpaal worden genageld, zo meldde voormalig minister Gerrit Zalm van Financiën enkele maanden geleden nog. Ik kan die harde lijn alleen maar van harte ondersteunen.
Misschien moet ook eens de vergelijking worden getrokken met de gezondheidszorg. Reclames voor sterke drank en sigaretten zijn niet toegestaan, waarom die voor de loan sharks wel? Net zo verleidelijk, net zo ongezond/

Traditiegetrouw is de aanpak van de armoedeproblematiek een zaak van de overheid en de maatschappelijke instellingen. We zijn er vandaag dan ook allemaal. Maar als ik hier de zaal zo eens rondkijk, kan de vertegenwoordiging vanuit het bedrijfsleven, de banken, de profitsector nog wel groter.
Wellicht dat u van mening bent dat de aanpak van sociale problemen niet het pakkie-an van het bedrijfsleven is. Ik ben een andere mening toegedaan. In deze tijd zie je in toenemende mate dat bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen. Maatschappelijke verantwoord ondernemen is in, en ook in Nijmegen zien we steeds vaker dat bedrijven en banken niet alleen sportevenementen en feesten sponsoren, maar ook aandacht, tijd en geld besteden aan het oplossen van maatschappelijke problemen.
Een fraai voorbeeld daarvan zag ik een aantal jaren geleden in Boston. Het ging hier overigens niet om armoedeproblematiek, maar om een ander maatschappelijk probleem; de aanpak van de drugsverslaafden.

Maar terug naar Nederland, terug naar Nijmegen, terug naar de Nijmeegse armoedeproblematiek. Gaan wij hier samen vandaag die problemen oplossen: Nee, zeker niet. Maar daarmee is deze bijeenkomst nog niet zinloos. Deze bijeenkomst en de ontwikkelingen op landelijk niveau laten zien dat armoede en armoedebestrijding weer in het brandpunt van de belangstelling staan.

Laat er geen misverstand over bestaan dat armoede in eerste instantie het probleem is van de mensen zelf. Op het moment dat zij het probleem niet alleen kunnen oplossen, wordt het een probleem van ons allemaal en van onze samenleving als geheel. Niet alleen van de overheid en de maatschappelijke instellingen, maar ook van bijvoorbeeld het bedrijfsleven.
De afgelopen vier decennia heeft de Dekenale Caritas Instelling haar deel van die gezamenlijke verantwoordelijkheid meer dan genomen. Daarvoor wil ik u bedanken en daarmee wil ik u feliciteren.

Dames en heren, ik ga afronden. Vaak wordt het welvaartsniveau van een samenleving afgemeten aan het Bruto Nationaal Product. Dat is niet zaligmakend. Er is wat mij betreft ook zoiets als een beschavingsniveau van de samenleving. Het Netto Beschavingsproduct is het percentage mensen dat op of onder de armoedegrens leeft, gekoppeld aan de mate waarin wij met zijn allen daar iets aan proberen te doen. Dat NBP is wat mij betreft ook en in de eerste plaats een Nijmeegs Beschavingsproduct. En daar blijven wij aan werken!

Ik dank u voor uw aandacht.