’s Middags reis ik voor een vergadering af naar Den Haag, waar ik ook mijn kapper Ap bezoek. Ik ga natuurlijk over op een Nijmeegse coiffeur maar nu nog even niet, teveel gehecht aan 10 jaar vriendschap en kundigheid van de leukste kapper van het land. Dat hij ook andere politieke bestuurders kapt, zij hem vergeven. Hij kan het ook niet helpen dat sommigen graag een jaren vijftig hoofd willen.

Van de Stratemakerstoren naar Hanzestad Zwolle. Ook een mooie stad maar een lelijk stadhuis. Ik heb er een gesprek met mijn Zwolse collega Henk Jan Meijer, die onder meer vice-voorzitter is van het zogenaamde Veiligheidsberaad, de landelijke club van voorzitters van Veiligheidsregio’s. Het is de bedoeling dat ik daar voorzitter van word. De Zwolse burgemeester, ooit wethouder van Den Haag, is inmiddels een oude rot in ons vak en geeft me goede en nuttige adviezen.
Tussen de bedrijven door stuur ik, mede namens mijn collega’s in Delft, Enschede, Leiden, Maastricht en Tilburg, een brief aan minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Hij wil €100 miljoen bezuinigen op de basiskosten van de universiteiten voor wetenschappelijk onderzoek en als burgemeesters van universiteitssteden maken wij ons zorgen over de gevolgen die dat kan hebben op onze steden.
Terug in Nijmegen nog een uurtje werken op mijn kamer en dan naar het Valkhofmuseum voor de opening van de Seventies in Nijmegen. Fantastisch, 500 man op de trappen en in de gangen, allemaal klaar voor een wandeling langs ‘memory-lane’. Wethouder Hans van Hooft sr., in de jaren 70 al SP-raadslid, begroet oud-CDA-wethouder Anton Aelberts, nu burgemeester van Druten, met de woorden: “Ja, jij was er ook bij, maar wel aan de verkeerde kant”. Treffend bewijs van de toenmalige polarisatie.
Ik kom her en der bekenden van vroeger tegen, zoals de kunstenaar Michiel van de Loo, oudere broer van een van mijn beste vrienden en toendertijd actief in de ‘kabouteruniversiteit’ aan de Sofiaweg.
Conservator Frank van der Schoor houdt een gloedvol betoog, er hebben ongelofelijk veel mensen aan de tentoonstelling gewerkt, O42 is zelfs helemaal nagebouwd. In mijn toespraakje noem ik de Seventies spannend maar ook soms teleurstellend. Ieder kende zijn eigen waarheid. Het was de tijd van de dominante jonge generatie (de tijd van Jan Pronk!), die het gezag uitkleedde om later zelf regent te worden. Maar ook het tijdperk van het maatschappelijk bewustzijn dat in de jaren 80 en 90 zo gemist werd. De tijd van culturele, leef- en politieke experimenten, die meestal mislukten maar de pogingen waren ook wat waard. Ik heb er zelf ambivalente gevoelens aan overgehouden, hoe mooi mijn school- en studietijd ook was. Het was een libertijnse maar geen liberale tijd, waarin tolerantie geen gemeengoed was, ook niet bij de vernieuwers. De emancipatie was nog maar voor een voorhoede weggelegd en tegenover de high brow culturele experimenten stond de smakeloze Middle of the Road-muziek. En veel te vaak werd in Nijmegen ‘bon catholique’ ingewisseld voor ‘bon radical’, zonder dat de atmosfeer echt ververste. En toch, het was een tijd om een beetje heimwee naar te hebben, een beetje.
