donderdag 18 september 2008

Toespraak: Opening van het academisch jaar van het NIFV

Dames en heren,

Het is eigenlijk bijzonder dat ik u vandaag mag toespreken in mijn hoedanigheid als voorzitter van het Veiligheidsberaad, de bestuurlijke koepel van de veiligheidsregio’s. Officieel zijn die veiligheidsregio’s er immers nog niet. Het Veiligheidsberaad zweeft als het ware nog; de koepel is in de lucht in afwachting van 25 zuilen om op te rusten.

Zoals u weet, moet het wetsvoorstel Veiligheidsregio’s nog besproken worden in de Tweede en in de Eerste Kamer. Er was sprake van dat de wet per 1 januari 2009 zou worden ingevoerd, maar dat is al geen optie meer. En als ik alle geluiden die ik hoor op een rijtje zet, dan denk ik dat het nog wel een tijdje kan duren voor de wet van kracht wordt.

Ik vind het eigenlijk wel aardig om bij u de stemming eens te peilen. U bent allemaal op één of andere manier betrokken bij het veiligheidsdomein. Wie van u denkt dat de wet Veiligheidsregio’s bij de opening van het volgende Academisch Jaar zal zijn ingevoerd ? Steekt u uw hand eens op als u denkt dat de wet zo volgend jaar september zal zijn ingevoerd.



Is er misschien iemand die denkt dat de wet Veiligheidsregio’s nooit zal worden ingevoerd?

Laat die handen maar weer eens zien.

Ik denk zelf dat er twee antwoorden zijn op de vraag waarom ik hier sta als voorzitter van het veiligheidsberaad. Het eerste antwoord is dat we er eigenlijk allemaal wel vertrouwen in hebben dat de wet Veiligheidsregio’s vroeger of later doorgang zal vinden. Het is een onomkeerbaar proces. Want laten we wel zijn, feitelijk zijn alle regio’s al werkzaam op een manier alsof de wet al is ingevoerd. In al mijn contacten met bestuurders van rijk en regio’s of met managers van hulpverleningsdiensten merk ik dat mensen erop rekenen dat de wet Veiligheidsregio’s wordt ingevoerd. Persoonlijk vind ik dit het mooiste antwoord. Want het motiveert mij ervoor te zorgen dat er 25 veiligheidsregio’s komen die alle 25 goed zijn voorbereid op eventuele rampen en crises.

Het tweede antwoord is dat we simpelweg niet kunnen en willen wachten tot de wet wordt ingevoerd en dan pas aan de inhoud gaan denken. Het Veiligheidsberaad is namens de veiligheidsregio’s i.o. al vanaf begin 2007 bezig om verbinding te leggen met het rijk, met de besturen van de regio’s, met koepelorganisaties en met de hulpverleningsdiensten. We trekken samen op en voeren gezamenlijk bestuurlijk overleg. We nemen samen standpunten in en dragen deze samen uit. We zorgen ervoor dat belangrijke veiligheidsthema’s op de agenda komen te staan.

Kortom, en dit is onze officiële centrale doelstelling, we zijn bezig de effectiviteit en doelmatigheid van de veiligheidszorg voor veiligheidsregio’s te bevorderen door samen te werken. Dat is een belangrijke reden geweest om alvast te starten met het veiligheidsberaad

Dat is overigens geen reden om maar nog langer te wachten met die wet. We hebben ‘m echt snel nodig. Ik vind dat de Tweede kamer er ontzettend lang over doet, met ronde tafelgesprekken, verslag en nog eens nader verslag. Het lijkt een beetje een sur place tussen minister Ter Horst en de woordvoerders.

Ik roep op om daar een einde aan te maken. Aan de slag met het debat ! We hebben duidelijkheid nodig, geen laaghangende mist. Verdere vertraging van de wet doet afbreuk aan de kwaliteit van de veiligheidszorg in ons land. En dat wil niemand.

Veiligheid is een te belangrijk thema om het niet op de best mogelijk manier te regelen. En dat doen we met de invoering van de 25 veiligheidsregio’s. Het is simpelweg effectiever als het optreden van de overheid bij rampen door regionale bestuurders wordt aangestuurd. Voor rampenbestrijding en crisisbeheersing is het Huis van Thorbecke niet langer de juiste structuur. We hebben een nieuw huis nodig. Regionale bestuurders oefenen vaak samen met hun hulpverleningsdiensten, ze kennen de mensen, ze kennen de procedures en ze weten als geen ander wat de veiligheidsrisico’s in de regio zijn. Dan moeten we vooral niet in het heetst van de strijd de besluitvorming in handen leggen van onze provinciale bestuurders. Die moeten erop toezien dat de regio’s zich goed voorbereiden op rampen en crises en achteraf oordelen of dat het goed is geweest.

Ik stel het hier ten principale: veiligheid is een lokale taak, en dat moet zo blijven. Het beheer van uitvoerende diensten zoals de brandweer kunnen we best op regionale schaal organiseren - ik ben daar een groot voorstander van omwille van de kwaliteit - maar het opperbevel blijft in handen van de burgemeester. Dát is de man of vrouw die verantwoordelijkheid draagt voor de bestuurlijke beslissingen bij branden, rampen of ernstige incidenten. Als er onverhoopt sprake is van een bovenlokale crisis, dan overleggen de betrokken burgemeesters met elkaar en treden er regionale mechanismen in werking. De voorzitter van de veiligheidsregio coördineert dan. Hij of zij is geen ‘superburgemeester’ maar doet gewoon de coördinatie. “Doorzettingsmacht”, om dat moderne jargon maar te gebruiken, heeft de voorzitter alleen in het uitzonderlijke geval van een echt meningsverschil met de andere burgemeesters. Hoe vaak zal dat nu voorkomen? Er zijn enkele Cdk’s die vinden dat zij zelf op die voorzittersstoel zouden moeten zitten, permanent of op z’n minst als het spannend wordt.

Dat verdraagt zich niet met het lokale karakter van de veiligheidszorg noch met de afstandelijke toezichtsverantwoordelijkheid die aan Cdk’s is opgedragen. Je kunt niet toezien en uitvoeren tegelijk. Ik ben blij dat het Veiligheidsberaad, de NVBR, de VNG, GHOR Nederland, het KBB en de Raad van Hoofdcommissarissen op dit punt allemaal dezelfde mening zijn toegedaan.

Ik hoor regelmatig dat we als Veiligheidsberaad te weinig zichtbaar zijn. Dat klopt. Maar verwart u weinig zichtbaar alstublieft niet met niets doen. We werken hard aan een zo goed mogelijke invulling van de veiligheidsregio’s. Als Veiligheidsberaad streven wij naar een evenwichtige samenhang tussen de verschillende kolommen, maatwerk voor de organisatie en inrichting van de veiligheidsregio, democratische worteling in het lokaal bestuur en, niet onbelangrijk, we willen een gedegen financiering. Deze punten bespreken we in verschillende graemia, onder meer met de minister van BZK.

Vergis u niet. Het is mijn bewuste strategie om het huis van het Veiligheidsberaad stevig te funderen en intern op orde te brengen. Alleen als dát het geval is, kan met recht en met gezag naar buiten worden getreden. Stap voor stap dus en “first things first”.

Binnenkort komt mijn collega Rombouts van Den Bosch als voorzitter van de Taskforce gemeentelijke processen met zijn aanbevelingen. Gemeenten vervullen een belangrijke taak en rol in de rampenbestrijdingsketen, van pro-actie tot en met nazorg. Maar gemeenten moeten wel de handschoen oppakken en een professionele partner worden - in die keten - voor hun collega’s van de hulpverleningsdiensten. Daar moet nog veel gebeuren. Het advies van Rombouts zal ondermeer gaan over hoe de gemeenten hun inbreng kunnen verankeren in het beleid en de strategie van de veiligheidsregio’s, zowel op regionaal als op landelijk niveau.

We werken momenteel ook aan een visie op de brandweer en aan een visie op de multidisciplinaire samenwerking. Binnenkort komen we daar met de professionals over te spreken.

Wat ons ook bezig houdt is het op orde krijgen van onze interne organisatie en ondersteuning. Het Veiligheidsberaad is de bestuurlijke koepel van de fysieke veiligheid en de daarbij betrokken diensten en instellingen. De professionals werken binnen de bestuurlijke kaders en adviseren de bestuurders. Dat vraagt om nauw overleg en intensieve samenwerking. Waar ik in eerste instantie naar toe wil is een colokatie van de NVBR, GHOR Nederland, Raad MIV en het Bureau Veiligheidsberaad. Het is zowel doelmatiger als doeltreffender als we onze deskundige adviseurs bijeen brengen op één locatie. Het NIFV lijkt daar voor de komende jaren een geschikte gastheer voor te zijn. Na deze eerste fase zullen we als bestuurders en professionals nagaan welke organisatievorm de belangen het beste dient. Dat is dus voor later. Stap voor stap. Wél zeg ik nu al dat colokatie van de bureau’s een geïntegreerde advisering aan het bestuur vereenvoudigt en multidisciplinaire beleidsontwikkeling dichterbij brengt.

Met de minister van Binnenlandse Zaken en met het Korpsbeheerdersberaad zijn we in overleg over de eventuele overdracht van regionale en vooral bovenregionale taken. Die zijn nu nog belegd bij BZK. De minister wil daar vanaf en de personele en financiële bezuinigingen worden al ingeboekt. het is een taaie en lastige klus. Dat gaat natuurlijk niet zomaar. Het gaat om taken als aanschaf van materieel, personeelsbeleid, ICT en de ontwikkeling van leidraden en handboeken. Als deze taken worden overgedragen aan het Veiligheidsberaad, zal het ministerie ook bevoegdheden, mensen en middelen moeten overdragen. Daar is een bovenregionale uitvoeringsorganisatie voor nodig.

Op dit moment kijken we samen met o.a. het korpsbeheerdersberaad naar de verschillende mogelijkheden. De politie kent al een uitgebreide voorziening tot samenwerking (VTS), daar kunnen we het nodige van leren en er zijn ook enkele gemeenschappelijke verantwoordelijkheden zoals het toekomstige LMD beleid voor politie en brandweer. Voor de komende jaren kan het NIFV wellicht een drager zijn voor een aantal beheersvoorzieningen. Opnieuw een lastige maar ook uitdagende klus.

En niet te vergeten leggen we as I speak zo ongeveer de laatste hand aan de inventarisatie van de veiligheidsregio’s. Ik wil graag weten hoe de regio’s ervoor staan. Wie ligt op koers en wie moet zijn been bijtrekken. Elke regio moet zich optimaal voorbereiden, zijn eigen kolommen maximaal op orde hebben en multidisciplinair kunnen optreden bij rampen en crises. Elke regio moet er op kunnen vertrouwen dat zijn buurregio’s dezelfde inspanningen verrichten als hij zelf doet. In tijden van nood moeten regio’s elkaar bijspringen. Dan moet het vertrouwen er zijn dat elke regio adequaat georganiseerd en toegerust is. Wij kunnen ons, om met de premier te spreken, geen zesjescultuur veroorloven als het gaat om de veiligheidsregio’s. Iedereen moet gaan voor een hele dikke acht. We hebben het hier over uw en mijn veiligheid en die van 16 miljoen anderen.

Dames en heren,

Goed geoefend multidisciplinair optreden is een voorwaarde voor het welslagen van de veiligheidsregio. Van mij hoeft Multi niet de klassieke keten politie, brandweer, GHOR en gemeenten te zijn. Waterschappen, reddingsmaatschappijen, natuurbeheerders, het openbaar ministerie, defensie, milieudiensten, bedrijven en instellingen; iedereen die kan bijdragen aan een veiligere regio is wat mij betreft welkom aan de tafel. Ik zal mij hard maken om partijen te verbinden en zal daarbij niet schromen om de deuren van heilige huisjes open te breken.

Het scheelt overigens dat ik vorig jaar als coördinerend burgemeester de tweedaagse stroomstoring in de Bommelse- en Tielerwaard heb meegemaakt. Ik heb daar veel van geleerd - dat komt vanmiddag nog - ook dat elke crisis andere spelers kent - energiebedrijven, zorginstellingen, onderwijsinspectie, ze zijn allemaal plotseling belangrijk en u en ik moeten in staat zijn hen te vinden en intensief en effectief met ze samen te werken. Het gaat om verbindingen.

Over verbinding gesproken. Als voorzitter van het Veiligheidsberaad zal ik zitting nemen in het dagelijks bestuur van het Korpsbeheerdersberaad. Zo hebben we tussen de partijen korte lijnen en kunnen we goed verbinding leggen.

We moeten samen optrekken. Als het gaat om veiligheid moeten we de handen ineen slaan en ons gezamenlijk zo goed mogelijk voorbereiden en oefenen. Ik ben ook blij met bijvoorbeeld het initiatief van Binnenlandse Zaken om de communicatie rondom de veiligheidregio’s op te pakken met het bureau Veiligheidsberaad, De NVBR, GHOR Nederland en de VNG. Natuurlijk hebben we allemaal een eigen rol en taak maar iedereen is erbij gebaat als we zoveel mogelijk eensluidend naar buiten toe treden.

Voor mij is het een speerpunt om een strategische visie en agenda voor 2009 op te stellen. We moeten er klaar voor zijn als de wet Veiligheidsregio’s wordt ingevoerd. Met een heldere visie, een concrete agenda en een duidelijk werkplan kan het veld ook beter aansluiten op de richting die het Veiligheidsberaad wil inslaan. Er zijn nog hele grote vraagstukken op te lossen. Denk aan de informatievoorziening. Alleen dat al op orde krijgen is een geweldige klus.

Het NIFV speelt in dit geheel een belangrijke rol, samen met andere academies en onderzoeksinstituten. De regio’s zijn gebaat bij goed opgeleide professionals en met een professionele brandweerorganisatie en een sterke witte kolom. Het is goed te zien dat het NIFV de afgelopen jaren veel energie gestoken heeft in het vergaren en verspreiden van kennis op het gebied van brandweer en geneeskundige hulpverlening en in het op orde krijgen van de opleidingen voor deze sectoren.

Studenten die nu starten met hun officiersopleiding brandweer of bijvoorbeeld de Opleiding Officier van Dienst Geneeskundig gaan doen, zullen straks worden aangenomen in een functie binnen de veiligheidsregio, en niet bij de brandweer of bij de geneeskundige hulpverlening. Tegelijk denk ik niet dat kleine kinderen over een paar jaren zullen zeggen, “later als ik groot ben wil ik officier bij de veiligheidsregio worden”. Het vak van brandweerman of -vrouw zal altijd blijven bestaan.

Beroeps brandweerofficieren krijgen nu ook een andere opleiding dan in de jaren voorheen. Het opleidingenstelsel is fundamenteel gewijzigd naar functie- en competentiegerichte opleidingen én naar een duaal leersysteem. Dat betekent dat studenten voor 50% hun opleiding volgen bij het NIFV en voor de andere 50% bij hun korps werken.

Ook verschilt de werving en selectie ten opzichte van andere jaren. Centrale werving en selectie vindt niet meer plaats. Het zijn nu de korpsen die kandidaten voor de verschillende leergangen aanmelden.

De Opening van het Academisch Jaar markeert dit jaar dus voornamelijk de start van een nieuw opleidingsseizoen. Met ondermeer de prestigieuze leergang Master of Crisis and Disaster Management. De 11e leergang is twee weken geleden gestart met een mix van studenten vanuit brandweer, politie, defensie, GHOR, KNRM, ministeries en gemeenten. Ik wens deze en alle andere studenten en cursisten van het NIFV bijzonder veel succes toe. De regio’s hebben behoefte aan hoog opgeleide professionals die leiding kunnen geven bij uiteenlopende ramptypes en in hun professionele beleidsontwikkeling en -advisering een hoge mate van bestuurlijke sensibiliteit hebben. Meer dan vroeger nog, zal van hen de kwaliteit van samenwerking en multidisciplinair denken worden geëist.

Dames en heren,

Ik wens de directie van het NIFV veel succes bij het bepalen van de koers. Ik wens alle bestuurders, docenten, adviseurs en medewerkers bij hun mooie taak om kennis te vergaren en te verspreiden, te onderzoeken en met goede oplossingen te komen heel veel wijsheid, sterkte, succes en plezier toe.

En ik verklaar graag het nieuwe Academische Jaar voor geopend.

Dank u wel