woensdag 8 december 2010

Toespraak voor het Meldkamercongres

Excellentie, dames en heren,

Ik dank minister Opstelten voor zijn openingswoorden. Dat de minister, het Veiligheidsberaad en het Korpsbeheerdersberaad dit bestuurlijk congres samen organiseren, onderstreept de consensus over de noodzaak om over de toekomst van de meldkamers – en met name de schaalgrootte – te spreken. Dat betekent overigens nog niet dat we het ook bij voorbaat eens zijn over de vraagstelling en de oplossingen.

Deze locatie, het stadion van voetbalclub ADO, is in ieder geval goed gekozen. Deze illustere club, en dan met name de aanhang, heeft vroeger regelmatig een hele meldkamer aan de gang kunnen houden. En niet alleen ADO, nog steeds nopen voetbalwedstrijden in het hele land tot coördinatie vanuit de meldkamer.


En daarmee zijn we, niet geheel toevallig, meteen op het onderwerp van vandaag terechtgekomen. Meldkamers! Ik ben vast niet de enige bestuurder in Nederland die niet meteen warm loopt als hij wordt gevraagd een bijdrage te leveren aan een congres over meldkamers. En misschien hebben we daar meteen wel een deel van het probleem te pakken. Want hoewel meldkamers feitelijk het kloppend hart van de hulpverlening vormen hebben we jarenlang de inrichting van meldkamers aan operationeel leidinggevenden en techneuten overgelaten. Wij bestuurders vinden meldkamers gelijk staan aan techniek en daarmee is het meteen een onderwerp dat ver van ons bed staat. Het veld heeft jarenlang mensen in meldkamers laten werken die operationeel niet meekonden. Het beroep van centralist stond niet hoog aangeschreven. Onterecht, zoals we nu weten.

Daarom is het goed dat wij vandaag bijeen zijn om een begin te maken met het vaststellen van bestuurlijke kaders waarbinnen het meldkamerdomein zich moet begeven. Bestuurders zijn immers verantwoordelijk en moeten verantwoording afleggen op momenten dat het fout gaat. Dan is het ook belangrijk dat wij met zijn allen weten waarvoor we verantwoordelijk zijn.

Laten we vooral niet vergeten dat er de afgelopen jaren al veel is gebeurd. Het is nog niet zo lang geleden dat de brandweer regio’s, politieregio’s en ambulanceregio’s allemaal hun eigen netwerk en meldkamer hadden en territoriaal niet congruent waren. Nu hebben we 25 veiligheidsregio’s, die nog even congruent zijn aan de politieregio’s, de besturen zijn duidelijk, er is één landelijk dekkend netwerk waarop alle hulpverleningsdiensten onderling en met elkaar kunnen communiceren, en het aantal meldkamers is inmiddels drastisch teruggebracht.

Kortom, we hebben al veel bereikt waardoor de bestuurlijke drukte is afgenomen en de hulpverleningsdiensten efficiënter en effectiever kunnen opereren. In de praktijk zullen we hier niet lang de vruchten van plukken want terwijl de inkt van de Wet veiligheidsregio’s nog maar net droog is hebben de nieuwe coalitie en aansluitend het kabinet besloten de politie te nationaliseren en onder te verdelen in tien districten. Ook is in het regeerakkoord aangegeven dat er één meldkamerorganisatie moet komen met drie locaties. Ik ben blij dat de minister inmiddels heeft aangegeven dat hij de weg ernaar toe en de tijdfasering met het Veiligheidsberaad en het veld wil bespreken. Want het is geen sinecure om deze operatie in gang te zetten en tot een goed einde te brengen. Ik zal ook niet verhelen dat ik meen dat een nationalisatie van de meldkamers echt een sprong te ver is en afbreuk doet aan de primaire verantwoordelijkheden van het lokale bestuur. Maar goed, gespreksstof te over dus.

Laat ik u schetsen waar we het over hebben als we spreken over meldkamers. Volgens de memorie van toelichting op de Wet veiligheidsregio’s moet onder meldkamer het volgende worden verstaan, ik citeer:
‘De meldkamer is de organisatie die belast is met het ontvangen, registreren en beoordelen van alle hulpvragen gericht op de inzet van brandweer, geneeskundige hulpverleningorganisaties (waaronder ambulancezorg) of politie, het bieden van een adequaat hulpaanbod en het begeleiden en coördineren van de hulpdiensten.’

Tot zover de wet; dan hebben we in ieder geval scherp waarvoor we met zijn allen aan de lat staan.

We hebben het ons niet gemakkelijk gemaakt als het gaat om de verdere organisatie rondom de meldkamers. Het bestuur van de veiligheidsregio is verantwoordelijk. Maar daarnaast is ook de politie belanghebbende, de meldkamer ambulancezorg heeft een status aparte en het rijk heeft medeverantwoordelijkheid voor vervangingsinvesteringen van de centrale systemen.

Daarnaast dragen de ministers van Veiligheid en Justitie en VWS beiden een verantwoordelijkheid in de beleidsontwikkeling. Ook zijn er meerdere wetten van invloed op de meldkamer. Naast de Wet veiligheidsregio’s bijvoorbeeld ook de Politiewet en de Wet Ambulance Zorg. U kunt zich voorstellen dat dit in de praktijk leidt tot complexiteiten in het beheer en de operationele uitvoering in de regio’s. En dan hebben we ook nog te maken met verschillende financieringsbronnen.

En met dit in het achterhoofd buigen wij ons vanmiddag gezamenlijk – bestuurders en managers uit de brancheorganisaties – over het meldkamerdomein. In het regeerakkoord staat dat vanaf 2015 het meldkamerdomein 50 miljoen minder moet kosten. In een nadere brief van de minister staat overigens dat deze bezuinigingen vanaf 2020 structureel moeten zijn. Ik kan me niet onttrekken aan het gevoel dat deze bedragen afkomstig zijn van de commissie Vijlbrief. Alleen had Vijlbrief nog wel aangegeven dat de kosten voor de baten uitgaan en dat er eerst investeringen nodig zijn voor bijvoorbeeld frictiekosten, arbeidskosten en investeringen. Deze mis ik nu in het verhaal van het kabinet. Bovendien wil ik ook graag weten wat we precies onder het meldkamerdomein verstaan en wat dan de totale kosten van dat domein zijn. Pas dan kunnen we serieus ingaan op de vraag welke onderdelen effectiever en goedkoper kunnen. Voor zover ik weet hebben we als veiligheidssector geen goed inzicht in deze kosten, maar wellicht de minister wel, hij superviseerde immers als informateur het regeerakkoord.

Ik heb in andere bijeenkomsten gezegd dat ik geen voorstander ben van bezuinigingen in het veiligheidsdomein. Wie van ons eigenlijk wel? Er is hard gewerkt om alles op orde te krijgen, geef ons nu de rust om het verder uit te bouwen. Het niet goed op orde hebben van de rampenbestrijdings- en crisisbeheersingsorganisatie kan de maatschappij veel geld kosten als we niet adequaat kunnen ingrijpen ten tijde van een ramp. En dan heb ik het nu alleen nog maar over materiële schade en niet over slachtoffers en gewonden. Dat leed is niet in geld uit te drukken. Het is onze taak ervoor te zorgen dat er adequaat gereageerd wordt op een hulpvraag van de burger. Dat begint bij de meldkamer. Ik ben daarom blij dat er vandaag ook vertegenwoordigers van de disciplines aanwezig zijn. Het is uw taak ons als bestuurders scherp te houden op de kwaliteit die een meldkamer moet leveren. Wat zijn de randvoorwaarden waaraan een meldkamer moet voldoen? Waaraan schort het momenteel? Wat zijn verbeterslagen die we kunnen maken?

Dames en heren,

Los van de vraag of er 1, 3, 10 of 25 meldkamers in Nederland moeten zijn, is het van belang eerst vast te stellen waar de meldkamer van de toekomst aan zou moeten voldoen, zowel uit het oogpunt van kwaliteit als efficiency.

Dat zijn standaardisatie en gedeelde informatievoorzieningen. Dat is in alle scenario’s nodig.

Ik geef als voorbeeld het GMS, het Geïntegreerd Meldkamersysteem. In iedere meldkamer is het GMS doorontwikkeld naar eigen inzichten van de verschillende disciplines waardoor het nu niet mogelijk is om het op een eenduidige manier aan te passen of te onderhouden. Dat is onwenselijk. Door systemen te standaardiseren kunnen we het grootschaliger inkopen, gezamenlijk onderhoudscontracten afsluiten en gezamenlijk innoveren. Dat zou redelijkerwijs tot een aanzienlijke kostenbesparing moeten leiden. Bovendien is het voordeel dat alle centralisten op een zelfde systeem werken waardoor ze in geval van nood elkaars werkzaamheden kunnen overnemen, zelfs in andere meldkamers.
Een ander voorbeeld van standaardisatie betreft de aanname: behandeling en beantwoording van spoedeisende meldingen moet volledig multidisciplinair worden. Een multidisciplinaire intake –dus voor alle hulpverleningsdiensten- zorgt ervoor dat alle benodigde hulpdiensten op hetzelfde moment worden ingezet.

Ik denk dat u hier niet tegen bent, integendeel. Toch zijn ze nog niet geregeld. Voor deze zaken is namelijk een goede governance, een financieringsstructuur en duidelijkheid over de aansturing van de meldkamers onontbeerlijk. Het meldkamerdomein is nu knap ingewikkeld. Als we dan toch slagen gaan maken met de meldkamers, laten we dan ook vooral proberen een eenduidige financiering en aansturing te regelen.

Dames en heren,

Tot slot. We hebben het vandaag over meldkamers. En de minister vindt dat er een forse besparing in het meldkamerdomein mogelijk is. Ik zal hem niet tegenspreken, maar wel graag de goede en zorgvuldige weg bewandelen: eerst alles in kaart brengen, wat zijn de totale kosten en wie betaalt die eigenlijk?

Datzelfde geldt voor het voornemen om uit te komen bij één meldkamerorganisatie met ten hoogste 3 locaties. Ik ben benieuwd of de professionals dat voor zich zien en zo ja, wanneer dan. Ook hier gaat het om een zorgvuldig proces. Ik twijfel er niet aan dat wij allen hier denken dat opschaling verstandig is – het kan beter én goedkoper door samen te voegen. Dat zullen we samen moeten doen, want de meldkamers zijn van ons allemaal: niet alleen van het Rijk, maar zeker ook niet alleen van de gemeenten. De minister meent dat we over de weg, de route kunnen praten maar dat de einduitkomst vaststaat. Dat zullen we afwachten. Zelf denk ik dat een opschaling naar 10 meldkamers al een enorme vooruitgang én prestatie zou zijn. Laten we vanmiddag in ieder geval de toekomst van de meldkamers maar eens grondig aan de orde stellen!

Minister Opstelten is erg ambitieus, zo blijkt ook uit zijn speech. Daar is niets mis mee, zij het dat adagium “beter doen met minder geld” kwestieus is.

Ik begrijp het ongeduld, maar het lokaal bestuur en de veiligheidsbesturen kiezen hun eigen termijnen. Onze wettelijke taken, bevoegdheden én verantwoordelijkheden zijn daarbij leidend. Wij werken natuurlijk graag goed samen met het ministerie, maar wel binnen die kaders.

Dank u wel.