dinsdag 16 november 2010

Toespraak: presentatie Jaarboek Parlementaire Geschiedenis

Dames en heren,

Waarheidsvinding en waarheidsbeleving, dat is de titel van het jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2010.

In de politiek is waarheid een omstreden en zelfs kwetsbare term. Onwaarheid spreken is een politieke doodzonde zoals dat heet, maar dan moet dat wel eerst worden aangetoond. En zelfs dan is het nog maar de vraag of valselijke voorlichting wel consequenties heeft. Was het wel opzettelijk, werd de bewindspersoon zelf ook onjuist geinformeerd, had de Kamer zich moeten realiseren dat het ingewikkelder lag? Er zijn vele manieren om bewindslieden het vuur aan de schenen te leggen maar er zijn even zovele mogelijkheden om politiek te overleven.


Toch zijn wij geneigd om de norm van de verplichtende waarheid in de zin van juiste, volledige en ongekleurde informatie als een leidend en heersend beginsel van politieke integriteit te beschouwen.

Fout, zegt Marcel ten Hooven in zijn bijdrage aan het Jaarboek 2010. Hij haalt de liberale filosoof Ankersmit aan die meent dat je met de waarheid niet zover komt in de politiek. “Edele leugens”, zoals de politicoloog De Beus dat noemt, brengen je verder.

Ten Hooven meent dat politici soms “nodeloos eerlijk” zijn of zelfs “dom”door onnodig de waarheid te spreken. Een interessante beschouwing over waarheid als instrument en doel in de politiek. Hoed u voor politici die de waarheid in pacht denken te hebben, daar komt het op neer.

Uit andere bijdragen aan het Jaarboek blijkt dat de politieke waarheid in toenemende mate datgene is wat in de perceptie daarvoor doorgaat. Met andere woorden: wie het beeld weet te domineren, weet ook de waarheid te claimen. Het voorspel tot de Amerikaanse inval in Irak van begin 2003 was daar een goed voorbeeld van. Joop van Rijswijk spreekt in het Jaarboek over waarheidsbeleving: het beeld dat wordt gevormd door wat men als waarheid wil geloven, vaak sterk beinvloed door selectieve voorlichting en wishfull thinking. De Nederlandse waarheid wil nog wel eens afwijken van de internationale realiteit, van Nieuw Guinea tot aan Screbrenica.

De media hebben hun eigen relatie met de waarheid. Ze zoeken de waarheid en ze maken hem af en toe ook zoek. Philip van Praag komt in het Jaarboek tot de stevige conclusie dat de waarheidsvinding door de media niet langer in het teken staat van het algemeen belang maar vooral in dat van het medium zelf. De scoop is belangrijker geworden dan de controle van de feiten. Ter geruststelling laat Van Praag er echter op volgen dat het idee dat de journalistiek vroeger beter functioneerde dan nu echt een mythe is. Nou ja, ter geruststelling.

Waarheidsvinding is van oudsher in het parlement het domein van de onderzoekscommissies. Als er echt iets boven tafel moet komen, vraagt dat om een onderzoek en het liefst een parlementaire enquête. De parlementaire enquête met zijn zware bevoegdheden heeft tussen 1983 en 2003 een sterke revival beleefd, van RSV tot aan Screbrenica. Ik denk zelf met veel tevredenheid terug aan de IRT-enquête onder voorzitterschap van de betreurde Maarten van Traa. Ik beschouw het werk aan die enquête tussen 1994 en 1996 nog steeds als een van de belangrijkste dingen die ik zelf in de politiek heb gedaan. Dirk Jan Wolffram concludeert in het Jaarboek dat de fut nu wel een beetje uit het enquête-instrument is. Er kwam weliswaar de afgelopen jaren een vernieuwde Enquetewet maar Blok, Duivesteijn, Dijsselbloem en nu De Wit hebben het in hun onderzoekscommissies allemaal zonder de enquetebevoegdheden moeten doen. De auteur vermoedt dat de Kamer de enquête een te log instrument vindt, maar het kan natuurlijk ook zijn dat de politieke risico’s van een fullswing enquête voor de zittende coalitie toch net te groot zijn. Waarheidsvinding is in de politiek immers alstijd mede afhankelijk van wat de macht er van vindt.

En dat brengt mij bij het onderzoek van de commissie-Davids. De naamgever en voorzitter van de commissie siert de omslag van het Jaarboek. NIOD-directeur Marjan Schegman beschrijft in het Jaarboek haar ervaringen als vice-voorzitter van de commissie-Davids. Een spannend jongensboekenavontuur vond ze het, dat echter teleurstellend weinig debat opleverde. “Een cynicus”, schrijft zij, “zou op de gedachte kunnen komen dat degenen die al jaren zo hard geijverd hadden voor een onafhankelijk onderzoek, uit waren op iets anders dan ‘de waarheid’ over de Nederlandse rol in de Irakoorlog”.

Wij zijn hier natuurlijk geen cynici, maar kunnen wellicht toch enig begrip opbrengen voor haar cri de coeur…

Wat is waarheid in de politiek? Het debat hierover zal ook na verschijning van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2010 niet verstommen. Het is jammer dat Willem Breedveld daar niet meer aan kan meedoen. En evenzo zullen wij ook de zienswijze missen van Hans van Mierlo. Hij wordt in het Jaarboek herdacht, evenals anderen die in de collectieve memorie een centralere plek verdienen dan het kleine partijhoekje: Edzo Toxopeus, Chris van Veen, Marcus Bakker, Hary Peschar, Hans Dijkstal en natuurlijk Henk Vonhoff die zelf nog de necrologie van zijn vroegere fractievoorzitter Toxopeus verzorgde.

Tot slot: het Jaarboek staat in een lange traditie die aanving begin jaren tachtig van de vorige eeuw, toen op initiatief van Peter Maas een jaarlijkse bundel Politiek(e) Opstellen verscheen. Daarin mochten medewerkers van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis laten zien dat ze nog meer konden dan alleen de Handelingen van de Kamer uittrekken. Als assistent van Maas mocht ook ik zo mijn eerste publicatie gedrukt zien. Maas was gedurende lange tijd directeur van het Centrum en speelde een grote rol in het veiligstellen van de toekomst ervan door de oprichting van de Stichting Parlementaire Geschiedenis, waar ik nu voorzitter van mag zijn. Prof dr Peter Maas overleed in juni van dit jaar en het Jaarboek 2010 is aan hem opgedragen.

Mevrouw de Voorzitter van de Tweede Kamer, het is altijd een voorrecht en een genoegen om uw gast te mogen zijn in de Oude Zaal waar zo’n groot deel van onze parlementaire geschiedenis zich heeft afgespeeld. De grandeur van het politieke verleden treft u ook aan in het Jaarboek dat net als voorgaande edities weer met veel zorg en toewijding is gemaakt door de redactie en de medewerkers. Ik dank hen allen daarvoor en overhandig u graag het eerste exemplaar en met uw goedvinden een tweede exemplaar aan Michiel Breedveld, als eerbetoon aan zijn vader Willem.