dinsdag 4 mei 2010

Toespraak: Onthulling plaquette verzet

Dames en heren,

Welkom op dit voor Nijmegen bijzondere moment.

We staan hier naast het monument voor de Nijmeegse burgerslachtoffers die in de Tweede Wereldoorlog gevallen zijn. Een Engel, die een dood kind naar de hemel draagt.

Vandaag zullen we een plaquette onthullen, en een gedenkboek in gebruik nemen voor een hele bijzondere groep Nijmeegse slachtoffers: de Nijmeegse verzetsmensen die het niet overleefden.

Nijmegen werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen, de verwerking daarvan gaat nog steeds door.
Er is geen andere periode die zo bepalend is geweest voor de huidige identiteit en het huidige aanzicht van de stad. Nijmegen raakte in de oorlog haar ziel kwijt. Maar verrees daarna ook weer uit de as van de bombardementen, gevechten en misdaden van het nazi-regime.

De laatste jaren zijn hierover belangrijke studies verschenen en hebben we het bombardement en de bevrijding herdacht in aanwezigheid van Koningin en kabinet.

Die erkenning van het grote leed van Nijmegen was terecht.
Maar onvolledig.


In 2008 constateerde de gemeenteraad op initiatief van het raadslid Alard Beck dat sprake was van een leegte: en die betrof de aandacht voor de Nijmeegse verzetshelden. Het zijn mensen die in uiterst moeilijke omstandigheden de juiste morele keuzes maakten – en die in de strijd voor de vrijheid soms de allerhoogste prijs betaalden.

Natuurlijk, het overgrote deel van de bevolking was tegen de Duitse bezetting gekant.
Maar slechts een heel klein gedeelte van die bevolking heeft zich actief en in georganiseerd verband teweergesteld.

Met de komst van de Duitse bezetter was in mei 1940 een nieuwe overheid aangetreden die al snel een groot aantal ingrijpende verordeningen afkondigde; een `nieuwe orde'.
Iedere vorm van protest en verzet werd met harde hand bestreden. Luisteren naar de Engelse zender was verboden, vervolgden en onderduikers helpen, laat staan sabotage plegen levensgevaarlijk – in de meest letterlijke zin.

Toch waren er mensen – met name vanaf 1943 – die in deze gitzwarte periode in actie kwamen; uit liefde voor de vrijheid of uit empathie met onderduikers, joden bijvoorbeeld.

Henk Termeer – die straks meer zal vertellen over het Nijmeegse verzet – heeft een paar jaar geleden al eens het grote nationale en lokale belang van het toenmalig verzet onderstreept.
Al is het effect op de bezetter betrekkelijk gering geweest, “het illegale verzet belichaamde tijdens de bezitting de vrijheidswil van het Nederlandse volk”, aldus Termeer, die dat terecht omschreef als een grote bijdrage aan het nationale zelfrespect in de grootste bestaanscrisis in de geschiedenis van ons land.

Na de oorlog, in 1954, is in Nijmegen voor hen een verzetsmonument opgericht – voor Jan van Hoof en voor alle andere verzetslieden die hun leven gaven.
Maar wie realiseert zich dat als hij in de auto over het Keizer Traianusplein raast?

De Nijmeegse raad wilde een prominente plek in het hart van de stad waar de verzetsmensen een gezicht zouden krijgen, een erezaak.

Die wens wordt nu gehonoreerd.

De Radboud Universiteit Nijmegen gaat vier jaar onderzoek doen.
En we onthullen vandaag een plaquette, en een bijbehorend gedenkboek.
In dat gedenkboek staan nadere gegevens over de personen die omkwamen in het Nijmeegse verzet en wel naar de laatste stand van het historisch onderzoek naar dat verzet.

Het boek staat vandaag midden in de kerk, als we straks onze 4 mei herdenking houden. Daarna krijgt het een permanente plaats in de bakkerskapel.
Daar is het voor bezoekers in te zien, en zal elke dag een bladzijde worden omgeslagen.

Er komen studenten en jonge vrouwen voorbij, maar ook een vader van zeven kinderen.
Er zijn artsen bij, agenten, arbeiders en geestelijken; een stoutmoedige dwarsdoorsnede van de bevolking.
Ze verspreidden bijvoorbeeld in het holst van de nacht illegale bladen; ze maakten vervalsingen, pleegden sabotage, verduisterden dossiers of verstrekten voedselbonnen aan onderduikers.

Soms zijn ze doodgeschoten tijdens een illegale actie, soms gevangen genomen en kil gefusilleerd of van uitputting gestorven in een concentratiekamp.
Van een aantal van deze verzetshelden zijn de stoffelijke resten nooit gevonden.

De achtergebleven geliefden, broers, zussen, kinderen, kleinkinderen en vrienden voelen de pijn en het gemis tot op de dag van vandaag.

Niet voor niets zijn een aantal van u vandaag van ver hier naartoe gekomen.

Ik hoop dat u de plaquette en het boek (met mij) een mooi, passend eerbetoon zult vinden in het hart van onze stad. Want dat verdienen de Nijmeegse verzetsmensen, gewone mensen die tot het ongewone in staat bleken en daarvoor uiteindelijk hun leven offerden.

Ik ben het oud-raadslid en initiatiefnemer Alard Beck dank verschuldigd en de leden van de werkgroep onder leiding van Bob Tiemstra, die zelf aan de strijd deelnam en helaas op 14 februari van dit jaar overleden is.

Mijn dank gaat ook uit naar het bestuur van de Stichting Stevenskerk.

En naar Victor Vroomkoning, die voor deze gelegenheid een prachtig gedicht geschreven heeft.
Het staat op de plaquette die ik zo zal onthullen, en ik citeer het graag en met respect:

“Ik was geen held. Als een dief in de nacht

ging ik te werk, als een mol zocht ik mijn

weg.(…) Een naam had ik noch een gezicht

en wat ik deed moest uitgewist. Ik was niet

meer dan een monddood mens die zijn hart

liet schreeuwen tegen een onmenselijke staat.

Ik was geen held, maar laat me in het openbaar

bestaan, me delen in de vrijheid van

de stad waarvoor ik heel mijn leven overhad.”