dinsdag 4 mei 2010

Toespraak: Herdenking in St. Stevenskerk

Dames en heren.

Welkom in de St. Stevenskerk die al 750 jaar het silhouet van onze stad bepaalt.

Dat silhouet werd ernstig geschonden door het bombardement van 1944 dat de torenspits van de kerk verwoestte. Pas 25 jaar later was het aangezicht van de stad weer hersteld.
De St. Stevenskerk is daarmee het symbool van het leed van Nijmegen, maar ook van nieuwe kracht en hoop, van nieuw leven.

Morgen is het 65 jaar geleden dat de Duitse troepen in Nederland zich overgaven, na 5 jaar oorlog en bezetting. Aan de vooravond van deze bijzondere herdenking en viering van onze bevrijding, staan wij stil bij al het leed dat aan die bevrijding vooraf ging. Bij de gevallenen op de slagvelden, bij de vermoorden en de gemartelden, bij de slachtoffers van toen en de slachtoffers van alle oorlogen nadien.


Vrijheid wereldwijd, wat is daarvoor nodig? Ik ben blij dat voormalig minister-president Dries van Agt op de uitnodiging heeft willen ingaan om straks zijn gedachten hierover met ons te delen.

President Franklin D. Roosevelt verwoordde in het begin van de Tweede Wereldoorlog vier voorwaarden voor daadwerkelijke vrijheid, de beroemde Four Freedoms:

Vrijheid van angst en van gebrek aan voedsel,

Een dak boven het hoofd

Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst.

Fundamentele rechten maar hoe realiseer je die?

Eleonor Roosevelt, de weduwe van de president, vroeg het in 1947 aan Mahatma Gandhi. Gandhi antwoordde dat hij geen verstand had van rechten maar dat zijn analfabete moeder hem had geleerd dat alle rechten alleen maar bestaan bij de gratie van verantwoordelijkheden.

Rechten bestaan alleen bij de gratie van verantwoordelijkheid.

Zo beschouwd is vrijheid niet alleen een recht maar ook en wellicht wel in de eerste plaats een verantwoordelijkheid.

Ik wil daar graag een ogenblik bij stilstaan.

Generaties geleden hebben gewone mensen zoals u en ik verantwoordelijkheid gedragen om onvrijheid te bestrijden: soldaten, verzetslieden, mensen die onderduikers een onderdak boden, voedsel en geld.

Iets van die verantwoordelijkheid is op ons overgegaan. We lopen minder persoonlijk gevaar, maar soms moeten wij net als zij opstaan om ons uit te spreken tegen onvrijheid waar ook ter wereld. Zachtjes, redelijk, hardop en soms schreeuwend omdat het anders niet gehoord wordt.

Maar die verantwoordelijkheid waarvan wij de erfgenamen zijn, die vraagt er ook om de vrijheid die wij elke dag hebben en die wij elke dag bijna gedachteloos gebruiken, te beschermen. En dat betekent in de eerste plaats dat wij er voorzichtig en zorgvuldig mee om moeten gaan.

Vrijheid misbruik je niet, daar is de vrijheid te kwetsbaar voor.

De vrijheid om geen gebrek te hebben aan voedsel en om geen angst te hebben, is geen vrijbrief om anderen aan hun lot over te laten;

Het recht om een dak boven je hoofd te hebben is geen excuus om dat recht te misbruiken of anderen voor datzelfde recht extreme bedragen te vragen;

De vrijheid van meningsuiting beschermt ons tegen overheidsoptreden als we ongevallige dingen zeggen of schrijven, maar die vrijheid is nog geen reden om anderen te kwetsen, alleen maar omdat dit niet verboden is. Verantwoordelijkheid kan ook inhouden gematigheid.

En het recht om in vrijheid onze eigen godsdienst of levensovertuiging uit te belijden, de grondslag van onze Nederlandse staat, dat recht draagt de verplichting in zich om anderen in staat te stellen op hun eigen wijze hun eigen godsdienstvrijheid te beleven en daar niet op af te geven.

Vrijheid is verantwoordelijkheid, ook de moeder van Gandhi was een wijs mens.

Deze verantwoordelijkheid werd in de oorlogsjaren velen uiteindelijk fataal. Ik noem hier in het bijzonder de Nijmegenaren die besloten georganiseerd en ongeorganiseerd verzet te bieden tegen de bezetters van toen. Velen hebben dat met hun eigen leven moeten bekopen.

Voor hen is vanmiddag hier vlakbij een plaquette onthuld en in het midden van de kerk vindt u het gedenkboek waarin de namen van de omgekomen verzetslieden zijn geschreven. Geschreven in de geschiedenis van de stad.

Victor Vroomkoning heeft over en voor hen mooie dichtregels geschreven waarvan ik enkele tot slot citeer:

“(…)Ik was niet

meer dan een monddood mens die zijn hart

liet schreeuwen tegen een onmenselijke staat.

Ik was geen held, maar laat me in het openbaar

bestaan, me delen in de vrijheid van

de stad waarvoor ik heel mijn leven overhad.”