vrijdag 16 oktober 2009

Toespraak: 5e lezingencyclus geschiedenis van Nijmegen

Dames en heren,

Welkom bij de vijfde aflevering van de lezingencyclus over de geschiedenis van Nijmegen. De serie lezingen heeft als titel “Nijmegen herinnert”.

Dat is eigenlijk een te beperkte omschrijving. Herinneren is alleen je geheugen aanspreken, terughalen wat er was toen je er zelf bij was. Memory, zoals de Engelsen zeggen, geen history.

De Tweede Wereldoorlog is zo’n episode uit onze geschiedenis die zich tussen memory en history beweegt. Er zijn gelukkig nog veel mensen die herinneringen aan deze jaren kunnen terughalen en bereid zijn die met anderen te delen, ze te openbaren en over te dragen. Hun memorie kan jongere generaties straks helpen om de historie te doorgronden. Voor die jongere generaties is die oorlog inmiddels een abstractie in de tijd, die alleen kan worden teruggewonnen uit het verleden door verhalen, beelden, voorwerpen en gedegen onderzoek van gepassioneerde historici.

De lezingen in deze cyclus handelen over perioden en gebeurtenissen in de twintig eeuwen Nijmeegse stadsgeschiedenis die grotendeels niet meer door herinneringen van huidige tijdgenoten kunnen worden teruggehaald. Echt geschiedenis geworden: de Bataafse opstand van Julius Civilius, de triomfen van de broers Van Limburg aan het hof van de Hertog van Berry, de vredesonderhandelingen die van Nijmegen in de zeventiende eeuw even het brandpunt van Europa maakten.


Elke keer weer merk ik dat de zaal vol zit en dat in toenemende mate ook jonge mensen gegrepen worden door de aantrekkingskracht van de geschiedenis. De week van de geschiedenis die wij deze avond inwijden, zal zeker grote aantallen belangstellenden trekken. De herdenkingen rond de bevrijding van Nijmegen en eerder het vergissingsbombardement trokken eveneens duizenden mensen die oprechte interesse bleken te hebben voor het verleden van hun stad.

De plekken in deze regio waar zich historische gebeurtenissen hebben afgespeeld, trekken dagelijks streekgenoten en toeristen die de sensatie willen beleven een voetstap te zetten waar Karel de Grote liep of Barbarossa of Katharina van Kleef of zelfs de Zonnekoning toen hij aan de overkant van de Waal toekeek hoe zijn leger Nijmegen innam.

In onze stad is het enthousiasme voor de geschiedenis voelbaar geworden bij de viering van Nijmegen 2000, enkele jaren geleden. De donjon van de ooit machtige burcht werd tijdelijk herbouwd, exposities over de gebroeders Van Limburg, over het Romeinse leven van alledag en dat van de zeer rijken en zelfs over de “Seventies” liepen storm. Wij zijn trots op onze geschiedenis en prijzen de stad aan als “Altijd Nijmegen”.

Een stadsbestuur dat zo’n rijke historie niet zou gebruiken voor promotie en onderscheidend vermogen ten behoeve van onze economie, het toerisme en het leefklimaat zou niet deugen voor zijn taak. History sells, dat weet Geert Mak, dat weten de makers van Andere Tijden ook. Er is een koopkrachtige vraag naar historische producten en verhalen.

Er is echter een groter belang dan de typisch Hollandse koopmansgeest die bij ‘citymarketing’hoort. De emeritus hoogleraar geschiedenis Maarten van Rossum heeft wel eens verzucht dat het hem heel wat waard zou zijn als geschiedenis geen enkel nut zou hebben. Hij zag geschiedschrijving graag gerangschikt in dezelfde categorie als postzegels verzamelen, poëzie schrijven en paardrijden: “evident nutteloze activiteiten die toch veel genoegen geven”.

Ik vind dat Van Rossum een punt heeft. Historisch onderzoek en daarvan kennisnemen hebben een betekenis in zichzelf. Die betekenis ligt in degene die het bedrijft en hoeft niet per se maatschappelijke waarde te hebben. Het hééft geen maatschappelijke waarde als ik voor mijn pure genoegen het boek van Tom Holland over het oude Perzië lees en waarschijnlijk kan de maatschappelijke betekenis ook niet worden gekwantificeerd als straks bij een opgraving onder Plein 44 wat Romeinse bekers en munten tevoorschijn komen. Sterker nog, mensen kunnen met enig recht roepen dat zoiets alleen maar veel tijd en geld kost terwijl de wereld er niet beter op wordt.

Het genoegen van de geschiedschrijving en het je daarin als lezer en kijker verliezen is een vorm van kunst. De kunst van het scheppen, de kunst om er van te genieten. Nutteloos en toch van waarde. Waarom? Omdat historie de beschaving weerspiegelt. Geschiedenis is een kwestie van beschaving. Weten dat je op de schouders van je voorouders staat en dat je daarom zo lang bent en zo ver kunt kijken. Weten dat we zoveel gebrek aan beschaving door de eeuwen hebben overwonnen en toch elke dag weer daartegen moeten vechten.

Natuurlijk, geschiedenis heeft ook directe maatschappelijke betekenis, ik zal het niet ontkennen. Niet omdat we de lessen van het verleden één op één kunnen toepassen op vandaag en morgen. En ook niet omdat de geschiedenis zich altijd zou herhalen zoadat het maar goed is om het verleden te kennen.

Maar wel omdat cultuur en menselijke relaties alleen kunnen bestaan bij de gratie van inzicht in de wereld en inzicht in wat mensen beweegt. Relativeren, in context plaatsen, duiden wat maatschappelijk van belang is, dat vraagt allemaal om historisch besef.

Het gaat me er niet om dat kinderen op school in een Engelse tekst William of Orange tegenkomen en dat vertalen als Willem Sinasappel. Het gaat zelfs niet om die vroegere collega- Kamerleden die meenden dat dezelfde Willem de Zwijger bij Dokkum was vermoord, als ze al wisten dát ie was vermoord. Het gaat mij niet om de feiten maar om het gevoel. De feiten vormen dat gevoel niet, ze helpen hooguit een handje.

Het gevoel voor de diepte van de geschiedenis verschaft ons ook een perspectief op vandaag en misschien wel een blik op de toekomst. Dat is van belang binnen de muren van school maar ook daarbuiten.

Historisch besef is een noodzakelijk element van volwaardig burgerschap. Wie in een samenleving wil verkeren met andere mensen, heeft de instrumenten daarvoor nodig, een kader om zelf in situaties van alle dag te communiceren, toetsstenen om de pleidooien van anderen te kritisch te kunnen beoordelen in plaats van daar blind op te vertrouwen.

Het eerste rapport van de nationale Commissie Ontwikkeling Nederlandse Canon van drie jaar geleden citeerde als motto uit het bijbelboek Spreuken:

“Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk”.

Daargelaten dat ‘verwilderen’ tegenwoordig een partijpolitieke betekenis lijkt te hebben, heeft deze spreuk een grote zeggingskracht. Wellicht is echter oordeelsvermogen nóg belangrijker dan visioenen. Goed oordeelsvermogen dat gebaseerd is op kritische reflectie van wat er is en wat er wordt beweerd. Dat bestaat niet zonder historisch inzicht.

Het was geloof ik Goethe die schreef dat het beste dat de geschiedenis ons nalaat is het enthousiasme dat zij veroorzaakt. Daar moet je altijd een beetje mee oppassen want historisch enthousiasme heeft ook heel wat doorgeslagen nationalisme opgeleverd. Maar vandaag wil ik mij wel door dat enthousiasme laten meeslepen. Vooral voor de Nijmeegse geschiedenis aan de vooravond van onze eigen week van de geschiedenis. Daar hoort de Canon van Nijmegen die onder leiding van Prof. Dolly Verhoeven tot stand is gekomen bij. Vijftig hoogte- en misschien ook dieptepunten uit de historie van de oudste stad van Nederland die vanavond worden gepresenteerd in de middeleeuwse Mariënburgkapel, het nieuwe Huis van de Geschiedenis. Vijftig? Ja vijftig, eigenlijk te weinig, maar op de eeuwigheid is een historie van twintig eeuwen dan ook niet veel. Onze canon zal alleen nog maar groeien.

Dat heet de toekomst.